Zwerver

Het was avond en ik zong voor de koning, zoals iedere dag. Ik zong wat mij geleerd was, over trouw aan de vlag en binnen de poorten zijn voor de avond valt. De koning keek niet op en zweeg terwijl ik mijn hart uitstortte. Tenslotte viel hij in slaap, nog voor het slotlied. Het was de zoveelste keer. Dit was de laatste keer.

Niemand hield me tegen toen ik nog druiven van de gouden schaal griste naast zijn troon, zijn extravagante mantel aan de kant schopte en rende naar het eind van het paleis. In het donker klom ik over de hoge omheining en scheurde mijn broek. Magisch groen bleef hangen aan de puntige stenen. Ik liet me zakken in het donkere water en aan de kant trok ik mezelf omhoog aan de lange grashalmen. Die nacht liep ik, tot ik sliep.

Bloesem of vlinders, het was dag. De zon had mij gedroogd en naast mij zong iemand. Een mens op zijn gemak in het gras, etend van wat vruchten. Ik wist meteen wie hij was, een zwerver herken ik aan zijn ogen. Voor ik het wist vertelde ik over mijn liedjes voor de koning en over mijn vlucht. Ik wees naar de scheuren in mijn broek. ‘Ik ben op onderzoek uit’, zei ik. De ogen van de zwerver blonken maar toen ik besloot hem te vragen om samen verder te lopen, dacht ik te zien dat hij zijn hoofd schudde. Mijn hart brak, maar ik wilde hem niet dwingen mee te gaan. Toen ik weer verder op pad ging, pakte ik de schillen die hij op de grond had gegooid en stopte ze in mijn tasje van leer.

Nu ben ik onderweg. Soms ga ik snel en soms langzaam. Er zijn tijden dat ik geen stap zet en de oude liedjes voor de koning neurie als een hond die zich krabt. Af en toe pak ik een schil uit mijn tasje als ik me afvraag of ik ooit ergens aankom, of ik ooit weer zingen zal.

En ik mis de zwerver. Met een schil tussen mijn vingers probeer ik me te herinneren of hij iets zei toen ik ging. Het komt voor dat ik schrik als ik bedenk dat hij geen nee schudde, maar meedeinde met een liedje in de verte.