we zinken tot de enkels
in de drassige grassen. in augustus nog
spaarde jouw huid gulzig ultraviolette stralen naast
beginnende zinnen
zonder bladerdek ligt het zomerland niet eens
zo ver van mensenroutes vandaan, schuddende mensenwagens laten
boze sporen achter op het pad waarover we in de winter
onze weg terug zoeken. Als de drek
je laars opschrokt bevriezen je tenen
laten we wegzinken in een diepe slaap